Gifgasaanval op Halabja
16 maart 1988 – Tijdens de Iran-Irak oorlog werden ongeveer 5000 mensen slachtoffer van een grootschalige gifgasaanval op de stad Halabja, die uitgevoerd werd in opdracht van Saddam Hoessein.
Halabja, een stad in het Koerdische gedeelte van Irak, ongeveer 225 km ten noordoosten van Bagdad en zo’n 10-15 km van de Iraanse grens, had op dat moment ongeveer 65000 inwoners. In die tijd werd Halabja gecontroleerd door Iraanse legereenheden en Koerdische opstandelingen.
Saddam Hoessein had al eerder opdracht gegeven om de stad aan te vallen met mortieren en raketten, maar op 15 maart werd begonnen met de gifgasaanval. Hierbij werden, volgens ooggetuigen, zeven tot acht vliegtuigen ingezet die in totaal veertien keer over de stad vlogen en gifgasbommen lieten vallen. De ingezette gifgassen waren waarschijnlijk sarin, mosterdgas, tabun en VX.
Op 16 maart kwam de aanval tot een hoogtepunt, de bommen resulteerden in wolken tot zo’n 50 meter hoog die eerst wit, toen zwart en daarna geel kleurden. Voor veel inwoners van de stad was er geen mogelijkheid om aan de giftige gassen te ontsnappen.
